Lichthinder sportvelden
Verlichting kan hinderlijk zijn voor mensen en negatieve effecten hebben op de gezondheid. Verlichting kan ook de natuur verstoren en schadelijk zijn voor flora en fauna. Het zijn dus zeker niet alleen sterrenkundigen die hinder hebben van een verlichte hemel. Alle reden derhalve om niet meer te verlichten dan nodig en lichthinder zo veel mogelijk te voorkomen.
Onderstaande richt zich op lichthinder van sportverlichting (buiten), niet op openbare verlichting (straten/wegen), reclameverlichting, etc.
NSVV
In Nederland wordt door de NSVV (Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde) de Richtlijn Lichthinder uitgegeven. Hierin staan de lichthinder grenswaarden voor diverse toepassingen (sportvelden, terreinen, openbare verlichting, reclame, etc.). De Richtlijn Lichthinder kan tegen betaling verkregen worden via de NSVV website,
www.nsvv.nl, ga naar Publicatieshop, selecteer vakgebied Lichthinder.
Richtlijn Lichthinder
Er zijn 3 versies van de NSVV Richtlijn Lichthinder uitgegeven. In 1999 de eerste versie, in 2014 de tweede versie en in 2020 de derde versie. Installaties aangelegd of aangepast vanaf 1 november 2021 moeten voldoen aan de versie van 2020.
Het is aan gemeentes om te bepalen wanneer bestaande installaties aan de nieuwste richtlijn moeten voldoen, hier is geen algemene regel voor. Gemeentes hebben dus de ruimte voor een individuele benadering afhankelijk van de specifieke situatie van het sportcomplex. Aan de hand van aspecten zoals de mate van lichthinder, de afschrijvingstermijn van de bestaande installatie, de kosten van vervanging, de terugverdientermijn, hoe lang het betreffende veld of sportcomplex nog gebruikt gaat worden en hoeveel uur per week de verlichting gebruikt wordt kan de gemeente besluiten wanneer het redelijk is een bestaande installatie te vervangen.
Als vuistregel geldt dat vervanging na 20 jaar redelijk is, dan is een installatie technisch en financieel meestal wel afgeschreven. Het is uiteraard een kwestie van goed bestuur dat een sportvereniging niet door een beleidswijziging gedwongen wordt een paar jaar oude installatie te vervangen en daardoor met hoge kosten geconfronteerd wordt.
Zones
Voor lichthinder worden 5 zones beschouwd:
- zone E0 = duisternis gebied
- zone E1 = natuur gebied
- zone E2 = landelijk gebied
- zone E3 = stedelijk gebied
- zone E4 = industrie gebied
Het bevoegd gezag (gemeente) bepaalt welke zone van toepassing is voor een gebied. Voor elke zone zijn bepaalde lichthinder grenswaarden van toepassing.
Het gaat er hierbij niet om onder welke zone het sportcomplex met de verlichting valt, maar om onder welke zone een omwonende valt. Neem als voorbeeld een sportcomplex dat onder zone E3 valt. Aan de ene kant van het sportcomplex is een woonwijk die ook onder zone E3 valt. Aan de andere kant zijn weilanden met enkele boerderijen die onder zone E2 vallen. Voor de woningen in de woonwijk moet dan voldaan worden aan de grenswaarden van zone E3, voor de boerderijen aan de grenswaarden van zone E2.
Lichthinder
Lichthinder bestaat uit twee aspecten:
- Verlichtingssterkte = hoeveelheid licht op de gevel (lx, lux)
De totale hoeveelheid licht die op de gevel valt mag niet meer zijn dan:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
0 lux | 2 lux | 5 lux | 10 lux | 25 lux |
Het gaat hierbij om het licht van alle armaturen samen waarvan licht op de gevel valt. Dit kan verlichting van één of meerdere sportvelden zijn, maar ook andere verlichting, zoals straatverlichting. Indien de grenswaarde wordt overschreden en er meerdere eigenaren van de lichtbronnen zijn dan dient de omgevingsdienst aan te geven hoe dit opgelost moet worden.
De verlichtingssterkte moet bepaald worden voor relevante ramen op 1.8 meter hoogte boven de vloer. Het gaat hier om de verticale verlichtingssterkte Ev (en niet de horizontale verlichtingssterkte Eh).
In de praktijk is de hoeveelheid licht op de gevel meestal geen probleem.
- Lichtsterkte = hoe fel elk armatuur afzonderlijk is (cd, candela)
Met felheid bedoelen we hier de hoeveelheid licht die een armatuur in de richting van een omwonende uitzendt.
Voor installaties aangelegd of aangepast voor 1 november 2021 gelden deze grenswaarden:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
0 cd | 2500 cd | 7500 cd | 10000 cd | 25000 cd |
Voor installaties aangelegd of aangepast vanaf 1 november 2021 gelden de strengere grenswaarden van de Richtlijn Lichthinder 2020:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
0 cd | 500-2500 cd | 2500-75000 cd | 2500-10000 cd | 5000-25000 cd |
De grenswaarden zijn in de nieuwste richtlijn afhankelijk gemaakt van de afstand van een armatuur tot de omwonende en het schijnbare oppervlak van de armatuur gezien vanuit de positie van de omwonende. Een armatuur met een bepaalde felheid kan namelijk van dichtbij hinderlijk zijn, maar op grotere afstand veel minder of niet. En een klein armatuur oogt feller dan een groot armatuur die dezelfde hoeveelheid licht uitzendt. Voor details wordt verwezen naar de Richtlijn Lichthinder 2020.
Op korte afstand gelden, ongeacht het schijnbare oppervlak van de armaturen, deze waarden:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
| tot 75 meter | tot 192 meter | tot 128 meter | tot 148 meter |
0 cd | 500 cd | 2500 cd | 2500 cd | 5000 cd |
Een armatuur zendt niet in alle richtingen evenveel licht uit. Vandaar dat de felheid bepaald moet worden voor relevante ramen op 1.8 meter hoogte boven de vloer. Het gaat dus om de felheid van een armatuur vanuit de positie van de omwonende gezien.
Led-armaturen zijn feller dan conventionele armaturen. Vandaar dat led-armaturen in de praktijk nog wel eens hinder geven. Met omwonenden op korte afstand zijn vaak externe kapjes of interne louvres nodig om de inkijk te verminderen.
Lichthinder berekening
Met ontwerpsoftware wordt een lichtplan gemaakt en voor elke omwonende een lichthinder berekening gemaakt. Voor het lichtplan bepaalt de ontwerper onder andere het aantal masten, de plaats van de masten, het aantal armaturen, merk/type van de armaturen, hoe armaturen horizontaal en verticaal gericht worden, in hoeverre armaturen gedimd worden. Het lichtplan bepaalt de kwaliteit van de verlichting (hoeveelheid licht op het veld en de gelijkmatigheid op het veld) en de lichthinder voor omwonenden.
Voor een nieuwe installatie is een vergunning nodig vanwege het plaatsen van masten. Soms verlangen gemeentes dan ook een lichthinder berekening, maar lang niet alle gemeentes doen dit.
Indien de armaturen van een bestaande installatie vervangen worden (vaak conventionele armaturen door led-armaturen) dan is geen vergunning nodig. De gemeente is niet op de hoogte van het vervangen van de armaturen en zal dus ook geen lichthinder berekening verlangen.
Een lichthinder berekening is echter van belang, niet alleen voor omwonenden, maar ook voor de sportclub. Mocht later namelijk blijken dat er sprake van lichthinder is en de verlichting aangepast moeten worden dan kan dit leiden tot hoge kosten en/of een verslechtering van de kwaliteit van de verlichting. Met andere woorden: voorkomen is beter dan genezen.
Een lichthinder berekening maken is een kleine moeite, zeker bij een beperkt aantal omwonenden. De coordinaten van de omwonenden (die in de meeste gevallen eenvoudig met Google maps opgezocht kunnen worden) moeten in de ontwerpsoftware ingevoerd worden en daarna is het een druk op de knop om de lichthinder berekening te krijgen. Sommige leveranciers doen een lichthinder berekening als service, anderen rekenen daar kosten voor. Maar die kosten vallen in het niet bij de mogelijke kosten van aanpassingen mocht later blijken dat er lichthinder voor omwonenden is.
Het is jammer dat een lichthinder berekening niet verplicht is voor nieuwe installaties en bij aanpassen van bestaande installaties. De politiek zit op de lijn van deregulering en wil hier helaas niet aan. Omwonenden worden mede daardoor met lichthinder geconfronteerd, maar weten weinig van deze relatief complexe materie en kunnen slecht inschatten of er sprake is van overschrijden van grenswaarden.
Armaturen bestaan vaak uit meerdere modules. Indien de modules afzonderlijk te richten zijn dan worden ze in de ontwerpsoftware als armatuur opgevoerd. De lichtsterkte (candela) berekening laat dan de lichtsterkte van elke module zien. Lichtsterkte moet echter per armatuur bepaald worden, de lichtsterkte van de modules van elk armatuur moet bij elkaar opgeteld worden. De leverancier moet in dit geval wat extra moeite doen om de lichtsterkte per armatuur te bepalen. Aan de installatie gegevens in het lichthinder rapport is bijvoorbeeld aan het wattage van de lampen te zien of dit individuele modules (zo'n 200W) of complete armaturen (zo'n 1500W) zijn.
In de praktijk zal de lichthinder overigens wat af kunnen wijken van een lichthinder berekening. Onder andere door fabricage toleraties van armaturen, masten die op een iets andere plek staan, masten die iets hoger of lager zijn, een lage netspanning, en met name armaturen die iets anders gericht zijn ontstaan verschillen. Een lichthinder berekening geeft echter een goede indicatie of lichthinder te verwachten valt. Bij klachten is uiteindelijk een lichthinder meting bepalend.
Meestal is het verschil tussen de lichthinder berekening en de werkelijkheid minder dan 10%. De ontwerpsoftware die de lichthinder berekent neemt echter aan dat armaturen horizontaal gedraaid en verticaal gekanteld worden om ze te richten. Mochten de armaturen anders gericht worden, bijvoorbeeld door ze om een schuine stang te draaien, dan kunnen de afwijkingen groter zijn.
ULR
Voor omwonenden minder relevant, maar er zijn ook grenzen aan de hoeveelheid licht die armaturen naar boven mogen uitstralen. Dit heet in het Engels de Upward Light Ratio, afgekort ULR.
Voor installaties aangelegd of aangepast voor 1 november 2021 gelden deze grenswaarden:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
0% | 0% | 5% | 15% | 25% |
Voor installaties aangelegd of aangepast vanaf 1 november 2021 gelden de strengere grenswaarden van de Richtlijn Lichthinder 2020:
zone E0 | zone E1 | zone E2 | zone E3 | zone E4 |
0% | 0% | 2.5% | 5% | 15% |
De ULR moet per armatuur bepaald worden. Een armatuur in zone E3 mag dus 5% van de totale hoeveelheid licht die de armatuur uitzendt naar boven uitzenden. Armaturen die licht naar boven schijnen zijn dus taboe.
De ULR kan niet gemeten worden, maar wordt met de ontwerpsoftware berekend.
Kleurtemperatuur
Wit licht heeft een bepaalde kleurtemperatuur (uitgedrukt in Kelvin). Wit licht met een hogere kleurtemperatuur bevat meer blauw licht en wordt harder en kouder ervaren. Wit licht met een lagere kleurtemperatuur bevat meer geel licht en wordt zachter en warmer ervaren.
In zijn algemeenheid geldt dat hogere kleurtemperaturen substantieel hinderlijker voor mensen zijn, substantieel schadelijker voor de natuur (flora en fauna) zijn en substantieel meer skyglow (verspreiding van licht in de atmosfeer) geven dan lagere kleurtemperaturen. Voor conventionele sportverlichting werd altijd kleurtemperatuur 4200K gebruikt. De eerste generaties led-verlichting hadden echter een lager rendement bij lagere kleurtemperaturen, vandaar dat met de komst van led voor 5700K gekozen werd. Maar ondertussen heeft 4000K hetzelfde rendement als 5700K.
Er zijn nog geen richtlijnen voor kleurtemperatuur, maar het is een onderwerp dat steeds meer in de belangstelling staat. Helaas wordt er door leveranciers weinig aandacht aan besteedt en wordt vaak nog 5700K aangeboden. Het zou beter zijn 4000K (of lager) aan te bieden om hinder voor omwonenden, impact op de natuur en skyglow te verminderen. We hebben tientallen jaren zonder problemen 4200K gebruikt. Nu er geen verschil in rendement van led-verlichting meer is zijn geen goede redenen meer om kleurtemperaturen hoger dan 4000K te gebruiken. Bijvoorbeeld Oostenrijk beperkt de kleurtemperatuur zelfs tot 3000K.
Voor professionele televisie opnames wordt een kleurtemperatuur tussen 5000K en 6000K echter aanbevolen. Voor sportclubs waarbij regelmatig opnames voor uitzending op televisie gemaakt worden, zoals in het betaalde voetbal, is dit iets om rekening mee te houden. Voor eigen video opnames is 4000K echter prima en is 5700K niet nodig.
Maatregelen
Om lichthinder te verminderen zijn een aantal maatregelen mogelijk:
- armaturen met externe kapjes of interne louvres
- hogere masten
hoe hoger de masten, hoe meer de armaturen naar beneden gericht kunnen worden en hoe minder omwonenden tegen de armaturen inkijken; ook prettiger voor spelers trouwens, hoe hoger de masten hoe minder spelers tegen de armaturen inkijken en daardoor verblind worden
- meer armaturen
hoe meer armaturen, hoe minder licht elk armatuur hoeft te geven
- dimmen van armaturen
meestal is een bepaalde hoeveelheid licht op het veld vereist; als de armaturen meer licht geven dan vereist dan kunnen ze iets gedimd worden; het dimmen heeft 3 voordelen: lager stroomgebruik, hoger rendement (10% dimmen kan bijvoorbeeld 15% minder stroomgebruik opleveren), minder lichthinder
-
andere plaats van masten en/of armaturen anders richten
met name als er slechts enkele omwonenden zijn kan een iets andere plaats van masten soms een verschil maken; de armaturen worden dan iets anders gericht en schijnen mogelijk minder de kant van de omwonenden op
- een ander merk/type armaturen
niet alle fabrikanten besteden evenveel aandacht aan beperken van lichthinder, het ene merk/type kan meer lichthinder geven dan het andere
- kleurtemperatuur 4000K (of lager) in plaats van 5700K
Het mag duidelijk zijn dat de meeste van deze zaken vooraf, bij het ontwerpen van het lichtplan, moeten gebeuren en achteraf slechts tegen (zeer) hoge kosten aangepast kunnen worden.
Tijden
In artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer staat het volgende:
De verlichting bij een gelegenheid voor sportbeoefening in de buitenlucht is uitgeschakeld:
a. tussen 23.00 uur en 07.00 uur, en
b. indien er geen sport wordt beoefend noch onderhoud plaatsvindt.
Na 23.00 uur moet sportverlichting dus uitgeschakeld zijn. Als velden langere tijd niet gebruikt worden dan moet de verlichting uitgeschakeld worden. Uiteraard hoeft verlichting niet uitgeschakeld te worden als de ene groep sporters een veld verlaat en het een paar minuten duurt voordat de volgende groep sporters er is. Maar verlichting moet niet onnodig vroeg ingeschakeld worden en na het laatste gebruik gelijk uitgeschakeld worden.
Uiteraard hebben omwonenden (zo weinig mogelijk lichthinder) en sportclubs (geen onnodige stroomkosten) een gemeenschappelijk belang om verlichting niet onnodig te laten branden. Maar helaas zien we bij sportclubs nog wel eens een laksheid waardoor verlichting toch onnodig brandt. Dat is dus niet toegestaan.
De Omgevingswet gaat tal van wetten, waaronder het Activiteitenbesluit Milieubeheer, vervangen. Gemeentes krijgen dan de mogelijkheid in specifieke gevallen af te wijken van het tijdstip van 23.00 uur waarop sportverlichting nu uit moet.
Natuurkunde
Het is goed nog een natuurkundige wet te vermelden. De lichtsterkte (candela) is gelijk aan de verlichtingssterkte (lux) maal het kwadraat van de afstand (meter). Stel dat een armatuur op 100 meter afstand 0.5 lux op de gevel geeft. Dan is de felheid van de armatuur 0.5 * 100 * 100 = 5000 candela.
Verlichtingssterkte
Voor zone E2 is de grenswaarde voor de hoeveelheid licht op de gevel van alle armaturen samen 5 lux. Als de armaturen op zo'n 100 meter afstand staan, dan mogen deze samen dus 5 * 100 * 100 = 50000 candela geven. Stel het gaat om 6 armaturen langs een zijde van een voetbalveld, dan zouden de armaturen gemiddeld dus ruim 8000 candela mogen geven. De grenswaarde voor elk armatuur afzonderlijk is echter 2500 candela, dus met 6 armaturen op 100 meter afstand ga je bij lange na niet aan 5 lux op de gevel komen. Dit voorbeeld illustreert waarom de hoeveelheid licht op de gevel over het algemeen minder een probleem oplevert dan de felheid van elk armatuur afzonderlijk.
Maar stel dat een armatuur op 20 meter 2400 candela geeft. Dan is de hoeveelheid lux op de gevel van dat ene armatuur 2400 / (20 * 20) = 6 lux. De verlichtingssterkte van alle armaturen samen komt nu wel boven de grenswaarde van 5 lux voor zone E2 uit. De verlichtingssterkte speelt dus vooral op korte afstanden een rol.
Contact
Vragen of hulp nodig? Neem via gerust contact op.